Lac Matshi, Kongo, deel 3

15 augustus 2017 - Kikwit, Congo-Kinshasa

Beste vrienden,

De eigenlijke reis naar Lac Matshi. Vanuit Kilembe neem je een zandpad, dat zwaar geërodeerd is. Al na enkele honderden meters moet de chauffeur van de jeep over grote kwaliteiten beschikken, om te voorkomen dat de auto omkiepert. Eén keer was het er na aan toe. De sleuven in de grond zijn soms aan één kant van de smalle weg zo diep geworden, dat een jeep er eigenlijk niet meer langs kan. Voortdurend werd een schop tevoorschijn gehaald, om gaten op te vullen of de vastgedraaide wielen van de jeep uit het rulle zand te bevrijden. Het schoot maar niet op. Uiteindelijk SAM_2419​  kwamen we dan aan, diep in de kleine uurtjes. 12,5 uur deden we erover, dat is minder dan 5 km. per uur. Moe, dorstig, hongerig. De jeep had het gehouden. Ook dat mocht een wonder heten.

Op sommige plekken kun je opschieten. Daar is het zandpad nog in redelijke staat. Je komt langs arme dorpen, waar eens per week of zo een vrachtwagen langs komt. Maar geen jeep meer. Wel motoren. En fietsen, die niet bereden worden maar geduwd, door twee man. Door het rulle zand, van heuvel naar heuvel, beladen met 250 kilo goederen. SAM_2327

Gierst brengt deze omgeving voort, en maïs, vis en lokoto, een soort lokale jenever of wodka, heel geurig, heel sterk en verslavend. En die goederen worden naar Kikwit gebracht (tien dagen lopen, of naar de regionale hoofdstad Gungu, drie dagen zwoegen tot en met. En wat je dan kunt verdienen? Als je geluk hebt misschien 8 – 12 dollar per persoon (voor 5 dagen werk, drie voor de heenweg, twee terug).

SAM_2338

Soms wordt er een dode vervoerd op een motor. De overledenen is met touwen vastgebonden aan de bestuurder. Op het stuur draagt deze motor een palmtak mee. Heel luguber. Maar men wil de doden begraven in het eigen dorp. Soms valt de motor om, met dode en bestuurder in het rulle zand. Dan hijst hij zich weer overeind met zijn lugubere vracht. De ogen van de dode zijn geopend. De ene dode lijkt te slapen, de andere spreekt een stilzwijgend memori mento uit. En een derde? Die verbreidt misschien een dodelijke ziekte. Ebola? Wie zal het zeggen?

Groot gejoel van de kinderen als de jeep voorbij komt. De kleintjes hebben nog nooit een jeep gezien. Ze schrikken en rennen weg als ze een blanke zien. Dat is griezeliger dan een dode. Een dode zwijgt. Een dode krijgt jou toch niet te pakken. Maar een blanke? Die is vast heel gevaarlijk. Paniek alom onder de driejarigen.

SAM_2415

Op drie plaatsen bestaat de weg over kilometers niet meer. De sporen van de vrachtwagens zijn er zo diep, en de zandhopen naast de smalle weg zijn tot kilometers lange kaden geworden, dat een jeep er niet meer langs kan. Ken je de weg niet? Dan kom je niet verder. Je moet zelf een pad zoeken, dwars door de natuur, tussen bomen door of over open vlakten met diepe kuilen en struiken. Eens moesten we keren op zo’n pad. SAM_2347

De wanden moesten worden afgestoken. Dat kostte ons 2,5 uur zwoegen in de brandende zon, zonder ook maar één plekje met schaduw.

Tot slot hebben we maar een kilometer of drie gelopen, met bepakking. De jeep was beter af zonder passagiers. Aangekomen in een onooglijk dorpje, vonden we de motor van ons team. De motorrijder had een onzalig idee. Hij zou me wel ‘even’ naar Lac Matshi brengen, in de duisternis van de nacht, nog 20 km. te gaan. Maar halverwege sloeg de motor om. Ik had al een zeer onderbeen, met een grote zweer. Laat ik nu net daarmee een pedaal van de omgevallen motor raken, in grote vaart. Wat heb ik gedanst! Daar kon zelfs een Afrikaan nog iets van leren. Intussen zag mijn rechter onderbeen eruit als afkomstig van het slagveld van Verdun. De rest van de tocht, door een stuk oerwoud, maakte het er niet beter op. Keer op keer sloegen takken en struiken tegen het geplaagde been. “Au,” zei ik. “Is er wat?”vroeg de bestuurder. Hij had andere zorgen aan zijn kop. Hoe vind je de weg over een nauwelijks bestaand pad?

SAM_2331

Tegen 22 uur kwamen we aan op de motor. Onder luid gejuich van een paar honderd mensen, die het wachten nog niet hadden opgegeven. Een gelegenheidsfanfare van de kerk van de Kimbanguïsten (een nogal vreemde sekte) trommelde en floot me naar de plaats waar we zouden verblijven. SAM_2321      SAM_2361

Ik hinkte braaf mee, maar gelukkig kon niemand mijn vertrokken gezicht in het nachtelijke duister zien. Ieder tevreden. Het wonder had zich voltrokken. Nog voor middernacht was ‘de blanke’ aangekomen, ook la had het hele dorp gezegd dat dat niet mogelijk was. Ik snakte naar een slok water, en toen dat te lang op zich liet wachten ging ik maar vast het huis in, terwijl zang en dans nog voort deinden en – dreunden. “Zoekt u iets?” vroeg een predikant. “Man, ik verga van de dorst,” zei ik. “O,” zei de dominee, alsof hij pas op dat moment ging begrijpen dat blanken ook drinken.

‘Tout va bien’ heet onze jeep. Dat klinkt mooi: “Alles gaat goed.” Met die mobiele leugen ben ik door Kongo getrokken. Toen het team in de jeep eindelijk in Lac Matshi aankwam om een uur of twee in de nacht, hadden ze de waarheid ook door. Maar het was gelukt. In elk geval ging het een beetje goed.

SAM_2346

Lac Matshi, arm, onbereikbaar en toch groot (10.000 inwoners). Hier levert de grond meer op dan elders. Het is hier vochtig en vruchtbaar. En een wonderlijke bevolking. Maar dat is voor later. Ik houd het hier even bij.

Allen gegroet,

Bram Krol