Luswa gaat naar de pygmeeën (7)

5 januari 2017 - Kikwit, Congo-Kinshasa

Beste vrienden,

Na een natte zondag en nachtelijke plensregens staan we vermoeid, koud en nat op. Het afdakje van palmtakken was onvoldoende om ons droog te houden. Nu schijnt even het zonnetje, en omdat we op een open plek staan worden we snel droog en warm. Zo warm, dat we de schaduw van een hoge boom opzoeken. Vandaag willen we de rivier nog over. En als we dan nog een stuk flink opschieten, kan ik de dag daarna ’s avonds laat thuiskomen, op de verjaardag van mijn vrouw.

Regen. Opnieuw. Enorme stortbuien. Uren staan we te rillen en te schuilen. Onderweg beseffen we dat we zelfs Yuki Onatra niet kunnen bereiken, het havenplaatsje aan de grote Kasaï-rivier. Jean gaat onderuit met zijn motor. Hij verliest daarbij zijn bril, waardoor hij nóg langzamer moet rijden. We willen wel harder, maar het is onmogelijk. Sommige delen van het pad zijn in een moeras veranderd, waar je nauwelijks doorheen komt. Het wordt zelfs saai. We rijden langzaam. Elke twee kilometer moeten afstappen bij watervlaktes, omgevallen bomen en op plekken waar we het pad niet meer zien. We vorderen als gemotoriseerde schildpadden.

De avond valt. We zijn nog maar een kilometer of acht van de rivier vandaan, wanneer we niets meer zien. Té gevaarlijk om door te rijden. We zien een jagershutje dat op instorten staat. Kilometerpaal 90. Er zit niets anders op. We zullen hier maar overnachten. Ik maak een simpele maaltijd klaar. Bonen, maniok en wat groente die we in de buurt plukken. Jean kent de kruiden van het grote bos. En als specialiteit heb ik oerwoudmacaroni. Ik zag dat onderweg. Het is een bepaalde slingerplant. Als je de takjes hakt en kookt, krijg je iets dat op macaroni lijkt. Heel lekker.

De volgende ochtend vertrekken we zonder eten om zes uur, als het net licht is. We worden verjaagd door enorme zwermen muggen. De volgende keer moeten we een muskietennet meenemen. Is het een wonder dat ik na elke oerwoudreis een zware aanval van malaria krijg? Ons hele lichaam prikt. Muggenbeten! En de beten van de zandvlo. We hadden wel een soort bedden gemaakt om ons daarvoor te beschutten, maar die beesten zijn op sommige plaatsen zo talrijk. Je hoeft je voet maar even op de grond te zetten, en hebbes! Ze kruipen onder de huid van je voeten, als ze de kans krijgen. We moeten elkaar verlossen van die beestjes, die zich onder je huid inkapselen en eieren leggen. Daaruit komen kleine wormpjes, die zich voeden met jouw vlees… En een jeuk dat dat veroorzaakt…

oerwoud.26  Luswa in de prauw

We vinden een grote kano om ons naar de overkant te voeren, niet helemaal direct naar de andere zijde van de rivier, maar naar het dorp Ikolongo, vijf kilometer stroomopwaarts. Zelfs nu we niet zoveel bagage meer hebben zit het bootje propvol. Ik slik een paar keer. De boot zal echt niet vertrekken zonder gebed. Is dat vanwege mijn watervrees? Maar bidden doen we altijd. Wie door het oerwoud reist moet zijn afhankelijkheid wel erkennen. Het is elke keer weer een wonder als je levend terug komt. oerwoud.27  Ikolongo

Na een uurtje kunnen we aan de andere kant weer de boot weer uitladen. Het laatste stukje moeten we door het water waden. Hier heb je geen echte havens, alleen dorpen aan een zandstrandje (behalve Yuki Onatra, waar een slecht onderhouden loskade is). We stappen om elf uur al weer uit.  Om twaalf uur zijn we weer vertrekklaar, als de motoren goed opgeladen zijn. We kopen nog een schubdiertje, om die avond iets te eten te hebben, naast de maniok. Maar de verjaardag van vrouwtje-lief kan ik wel vergeten. Het is nog zo’n enorm stuk naar huis. Nog twee dagen te gaan… Of drie. Of vier. Want hoe zal de weg zijn?

De weg valt tegen. Twee enorme woudreuzen zijn over de weg gevallen, met stammen van drie meter doorsnee. Geen electrische zaag te vinden. We hakken een pad om de boom heen, dwars door het oerwoud. Dat vergt uren. Het is al donker als we 55 km. verder in het dorpje Oveke aankomen. Maar toch wanen we ons nu in de beschaafde wereld. Deze mensen spreken onze taal, het Kikongo. Nog ruim 100 km. naar Idiofa, de woonplaats van Jean en Faustin, de reparateur. Nu zal de reis toch wel wat gemakkelijker worden? oerwoud.28  aankomst in Oveke; de reparateur Faustin in het midden

 Door de regen zijn hele stukken zandpad zwaar geërodeerd, merken we de volgende dag. Maar het meest irritant is dat er op 50 km. van Idiofa een ijzeren brug is weggespoeld. Het is een klein, maar snelstromend riviertje. Jongelui uit het dorp staan ons al op te wachten. Zij zijn helemaal niet rouwig om de weggespoelde brug. Nu hebben ze de gelegenheid een beetje geld te verdienen. Ze zullen alles in het werk stellen om de herbouw van de brug tegen te houden. Ze kappen boomstammetjes. En tegen de betaling van 25 dollar komen wij aan de overkant. oerwoud.29

Dat is Kongo. Overal in het land vind je kapotte wegen met enorme gaten. Groepen jongens vullen die kuilen op, en vragen aan de passanten daar een fooi voor. In één dag kun je die kuilen opvullen, hoe groot ze ook zijn. Dan krijgen ze geen fooien meer. Dus komt er elke nacht een andere ploeg, die weer nieuwe gaten maakt…

Laat komen we dan toch in Idiofa aan. Ik besluit daar een dag langer te blijven, om op adem te komen. Dan kan ik meteen overleggen met Jean over het werk onder de pygmeeën. Overmorgen ben ik vóór de middag thuis. Het lijkt wel of ik een eeuwigheid weg ben geweest, al was het maar 24 dagen. Ik voel intussen een enorme koorts opkomen. Malaria. Hé bah. Al weer.

O, ik moet je nog iets vertellen. In Lokongo besloten we om niet ruim 200 km. naar de woonplaats van Dieudonné te reizen. Te moeilijk – en het zou geen enkel doel dienen. Binnenkort sturen we Moïse, de zoon van Jean, als koerier naar hen toe… Het werk gaat door. Ik ben des te meer overtuigd van de noodzaak ervan.

Met vriendelijke groet,

Luswa Kasese, Bernardin

Foto’s